Het reigercomplot

Sinds kort vind ik reigers, die rustig aan de waterkant staan te wachten, verdacht. Ik vertrouw ze niet meer. Nu had ik het al niet zo op grote vogels, zeg maar alles formaat meeuw en groter, maar de reiger is een geval apart weet ik nu.

Ze lijken zo onschuldig. Hoe ze daar staan, langs een sloot of in een weiland. Als oude mannetjes in een grijze regenjas staren ze met opgetrokken schouders geconcentreerd naar één punt. Uren kunnen ze zo blijven staan, sommige uitslovers doen het zelfs op één poot.

Reigers houden zich ook altijd een beetje afzijdig, ze bemoeien zich nooit direct met je. Ze zijn er wel, maar op de achtergrond, onopvallend. Ze jatten geen stukje kibbeling uit je bakje als je bij de viskraam staat te eten, ze trekken geen vuilniszakken open op zoek naar restjes zoals die brutale meeuwen doen en ze maken eigenlijk nooit echt geluid. Ze staren alleen. Wachten af. Geduldig. Een reiger is zelfs wat schuw, een foto van dichtbij maken lukt nauwelijks. Zodra je binnen een paar meter van ze komt, maken ze zich uit de voeten. Verrassend snel schieten ze dan uit hun wachtende houding en vliegen met lange slagen van hun grote vleugels naar een sloot verderop.

Ze lijken zo onschuldig, maar ik vind ze doodeng. Ik heb ze namelijk gezien. In een weiland, er waren wel honderden. Ze stonden dicht bij elkaar, zij aan zij, een zee van grijze verendekjes, lange snavels en opgetrokken schouders. In het midden van de groep stond één reiger. Hij was net wat groter dan de rest, zijn verendek glansde in het avondlicht, zijn lange snavel klepperde onophoudelijk.

Af en toe ging er een golf van beweging door de groep, alsof ze meteen in actie wilden komen. Daarna stonden ze weer stokstijf stil, aandachtig luisterend naar de reiger in het midden. Hij leek wel een speech te houden, met een felheid die ik van die rustige, starende grijsaards niet gewend ben. De veren in zijn hals staken alle kanten op wanneer hij zijn lange nek draaide om de hele groep aan te kunnen spreken. Af en toe sloeg hij hard met zijn vleugels, alsof hij iets belangrijks wilde benadrukken. Mijn nekharen stonden recht overeind terwijl ik probeerde te bevatten waarvan ik getuige was.

Ineens gooiden ze allemaal tegelijk hun kop naar achteren, hun snavels wezen recht de lucht in en ze stootten een hard, schel gekraai uit. Ik schrok zo, dat ik hard weggerend ben. Weg van het weiland en al die enorme vogels met die felle blik in hun zwarte kraaloogjes. Achter me hoorde ik het geluid van honderden klapperende vleugels.

Ik heb er geen goed gevoel over, ze zijn iets van plan. Het zijn maar reigers, hoor ik je denken, wat kunnen die nu helemaal doen? Maar ze zijn overal en nu ik er op let; volgens mij zijn het er ook steeds meer. Dat stille gestaar aan de slootkant is een dekmantel, een afleidingsmanoeuvre. Ze houden ons in de gaten en wachten het juiste moment af. Wat ze van plan zijn weet ik niet, maar daar kom ik nog wel achter. Vanavond ga ik terug naar het weiland.

2 gedachtes over “Het reigercomplot

Plaats een reactie