Ik liep toch?!

Het wachten tot ik eindelijk mag duurt lang,
ik wiebel heen en weer, strek nog maar eens een spier, dribbel op mijn plaats.
Mijn kriebels worden afgelost door concentratie.

Langzaam schuift startgolf drie naar voren, de bocht om, naar de start.
Een minuut, een minuut, en de omroeper wil nog een keer onze handen zien.
Epke lost het schot, ik slalom, snijd hier en daar af, ontwijk stoepranden en lint.

Mijn hartslag gaat omhoog, evenals mijn tempo.
De straten van Den Haag veranderen in een golvende felgekleurde massa,
ik ben dat blauwe stipje dat haar eigen plekje probeert te vinden.

Er zijn flarden muziek, enthousiast toegeschreeuwde namen, hijgende mensen, ritmische voetstappen.
Ik zie een file van stilstaande trams, vang een glimp op van het Vredespaleis en geniet.
Ik loop lekker, de zon verwarmt mijn spieren razendsnel en mijn ademhaling is rustig.

De kilometers glijden onder mijn voeten voorbij, één, twee, vier, halverwege,
niets herinnert me aan de blessures, alles voelt goed.
Ik kijk uit naar het Westbroekpark, waar ik zeker weten mijn naam zal horen.

Heuvel op, op de voorvoet, wel even zwaaien naar die fotograaf, snel rechts voorbij, door, door.
Zweet op mijn voorhoofd, versnellen wanneer op af wordt.
‘Natasja! Zet hem op!’, zussie en haar vriend moedigen aan, ik lach, zwaai en zwaai nog eens.

Door, door, af en toe een wandelaar ontwijken, de neiging om ‘blijven dribbelen’ te roepen onderdrukkend.
Ik grijp naar water, drink te snel en verpest het ritme van mijn ademhaling.
Het bekertje vindt zijn soortgenoten in het gras, ik drink wel als ik klaar ben.

‘Kilometer zeven’ gilt een geel bord me toe, volgens mij ga ik snel, sneller dan ooit, woei!
Voor je het weet is het alweer voorbij, ik kijk om me heen, adem de sfeer in.
Nog een keer mijn naam, nog een keer zwaaien naar zussie, nog maar anderhalve kilometer.

De massa deint op en neer, ik loop te veel voorover, de vermoeidheid neemt toe.
‘Rechtop, rechtop, zet je armen in’, de stem van mijn trainer galmt in mijn hoofd.
Harder, door, volgens mij ga ik onder het uur finishen. Ik ga snel, echt!

De finish, daar! Ik haal mensen in, zet door, probeer iets van een eindsprint,
nog een pas, doorzetten, heel veel piepjes, ik ben er, water, waar is het water?
De warmte grijpt me beet, mijn keel is droog.

Een grijze meneer geeft me een medaille, ik lach, bedank en zoek verder: water!
Daar, een meisje geeft me een beker, doe mij er maar twee.
Ik gooi het water naar binnen, over mijn polsen, mijn hoofd suist.

Dan gaat het mis. Na de hekken komen de supporters, klaar om hun eigen held binnen te halen.
Ze zijn overal, ze zijn vooral met te veel, ze drommen zo ver mogelijk naar voren, ik heb het warm, alles draait in mijn hoofd.

Ik duw mensen aan de kant, sorry, sorry, maar ik moet weg. Naar lucht, zussie, zitten, ademhalen.
Duizelig en misselijk baan ik me een weg door de mensenmassa, ik wil niet onderuit gaan.
Nog een stuk lint, aan de kant, daar is ze!
Zitten, drinken, een appel, ademhalen, vooral even ademhalen.

Langzaam kom ik weer wat bij, de duizeligheid trekt weg, mijn lach komt weer terug.
‘Ik was snel! Denk ik, voel ik. Vast onder het uur gelopen!’
Een halve liter water, knuffels en zoenen. Ik ga naar huis voor een welverdiende douche én lunch.

Thuis ga ik meteen naar de site van de CPC, wat is mijn tijd?
‘1.03.34’, dat kan toch niet kloppen? Niks binnen het uur, zelfs veel slechter dan eerdere 10K’s.
Ik baal en voel teleurstelling, en vind ook dat meteen heel stom.

Want ik liep er toch maar mooi vandaag. Ondanks verplichte rust na blessures.
Ik liep toch lekker? Ik had toch genoten? Van het weer, het parcours, de medelopers en de supporters?
Dit is niet het moment om streng voor jezelf te zijn, dit is het moment om trots te zijn!

cpc_medaille

Foto header via Pixabay.

Een gedachte over “Ik liep toch?!

Plaats een reactie